'EN ROUTE'
Presentatie op de Dag van de Jonge Kunstenaar 09-09-2013, De Pont Museum
Goedemiddag.
Om te beginnen: een kort verhaal over meisjes op schommels.
Ik was acht of negen en ik zat op de schommel in onze achtertuin. Wat schommelen interessant maakt, is dat een in beweging gebrachte schommel, steeds weer, vanuit twee uitersten langs een tussengebied raast. Een soort balancerend intermediair. Ik deelde die middag met mijn toenmalige hartsvriendin Berendine en wij hielden, al schommelend, een fictieve spreekbeurt over de Zeker Weten. Dit ging ongeveer als volgt:
“Hallo. Wij zijn Berendine Venemans en Ingrid de Rond en wij houden onze spreekbeurt over De Zeker Weten. Wij hebben De Zeker Weten onderzocht en weten na dit onderzoek in ieder geval een ding zeker: je kunt nooit iets zeker weten.”
We herhaalden deze zin tot in de oneindigheid. Ons doel was te onderzoeken hoe lang we ermee door konden gaan, wanneer het aan betekenis zou verliezen. Bij mijn weten bleef het altijd spannend. Steeds weer spraken we vol enthousiasme uit dat we iets zeker dachten te weten, om dit vervolgens direct te ontkrachten. Niets was zeker. Daarop volgde weer een nieuw enthousiasme, want je kon dan tenminste van een zekerheid uitgaan! Maar ook die zekerheid leek een illusie.
Minimaal dertien zomers later ben ik tweeëntwintig jaar, net afgestudeerd aan de kunstacademie en sta ik in een kunstwereld die de afgelopen twintig jaar radicaal mondiaal werd, en waarin 'cross-overs' in alle denkbare vormen plaatsvinden. Op geen enkele manier lijk ik te worden begrensd: niet door een dwingende esthetiek, niet door een kunsthistorische lijn en al helemaal niet door een duidelijke definitie. Alles is mogelijk.
Die onbegrensde mogelijkheden geven me een onvoorstelbare vrijheid: alles kan. Maar ik heb niet het vermogen om ook daadwerkelijk alles te doen. Ik kan nooit alle werken maken die ik wil maken, ik kan nooit alle beelden zien die ik wil zien, ik kan nooit alle technieken leren die ik wil leren en ik kan nooit alle thema's bevatten die ik wil bevatten. Met andere woorden: ik ben gruwelijk gelimiteerd – en als het ware veroordeeld tot het maken van keuzes.
Maar als alles kan – hoe kom je dan tot een keuze? Voor iemand die op haar achtste besloot dat niets zeker is, is de twijfel heel reëel. Soms lijkt het alsof niets onbetwijfelbaar is, behalve het twijfelen zelf (Descartes is nooit ver weg).
En daarin schuilt een probleem: want eeuwige twijfel maakt iedere vorm van creëren of spreken of actie zo beladen, dat het gevaar op de loer ligt dat je in de kramp schiet – stilvalt. Enkel twijfel lijkt tot een onvruchtbare cirkelsituatie te lijden. Tot stilstand.
Iedere tekening die ik maak is misschien een vertekening
Ieder woord dat ik zeg is misschien een vergissing.
'Hey Ingrid. Ik heb heerlijk geslapen in je atelier. Kom je rond elf uur de sleutel ophalen? Dan kan ik weer en route'.
En Route: over precies zes dagen verhuis ik naar Antwerpen om daar filosofie te gaan studeren. Ik verlang ernaar omringd te zijn door Vlaamse woorden. 'En route', is met stip een van de mooiste woordconstructies die ik tot nu toe gehoord heb. En Route, 'T is overgenomen uit het Frans – en zonder daarin al te veel te willen overdrijven, ervaar ik En Route als de oplossing voor de reële twijfel. En route, zoiets als: ik kan niets zeker weten en toch moet ik verder, of: ook al zou het zo zijn dat 'alles al eens gemaakt is', dan mag ik daar beslist niet uit concluderen dat alles ook gezien en begrepen is. Daarom moet alles, altijd weer, op een nieuwe manier gemaakt worden”. Dus en route. Je hebt geen kans, maar grijp 'm.
En dat is het moment waarop je met een gepaneerde eend in je handen op een kruispunt in Shanghai kunt staan. Dat is het moment waarop een badkuip met een open afvoerput tegelijkertijd vol en leegstroomt, dat is het moment waarop ik dansers probeer te vangen in beamers - en dat is ook het moment waarop ik hier sta, en praat - en nooit zeker kan weten of de woorden die ik nu zeg de 'juiste' woorden zijn, en of de werken die maak de 'goede' werken zijn. Ik ben me ten volste bewust van de grenzen en de beperkingen van mijn eigen weten en kunnen – en toch wil ik verder; vanuit de – misschien naïeve – overtuiging dat, zelfs wanneer ik weet dat er geen Waarheid met grote W bestaat, ik toch ergens in moet geloven om verder te kunnen komen. En route.
Maar om verder te kunnen komen, moet er ook voortdurend bevraagd, geëxperimenteerd, uit de hengsels gelicht en geconfronteerd worden. Daarbij is ieder voltooid werk noodgedwongen ontoereikend en confronteert het me met mijn eigen onvermogen om alles, alles wat ik wil, volledig adequaat uit te drukken. Daarom vraagt het misschien wel altijd weer opnieuw om een volgend werk.
Al met al, is dit dus nog steeds een verhaal over schommelen: ik verlang naar waarachtigheid, naar betekenis en richting en heb tegelijkertijd ook twijfels over de mogelijkheid daarvan. Het is schommelen bij uitstek: ik beweeg heen en weer, en ik wil graag in beweging blijven. Ook wanneer mijn lichaam stil is.
Bedankt voor uw aandacht.
---
Geraadpleegde bronnen:
Akker, R. van den. Vermeulen, T. ‘Metamodernisme’. Twijfel, 01-03-2011
Fabre, J. ‘Nachtboek, 1978-1984’. De Bezige Bij, Antwerpen 2011
Jensen, S. Wijnberg, R. ‘Dus ik ben, een zoektocht naar identiteit’. De Bezige Bij, 2010
Kerkhoven, M. van. ‘Van het kijken en van het schrijven. Teksten over Theater’. Van Halewyck, 2011
Laermans, R. ‘De draaglijke lichtheid van het kunstenaarsbestaan. Over de onzekerheden van artistieke carrières’. De Witte Raaf nr. 112
Plath, S. ‘De dagboeken' 1950-1962. Oorspr. Titel ‘The Journals of Sylvia Plath’. De Arbeiderspers, 2005.
Winkel, C. van. ‘De mythe van het kunstenaarschap’. Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst, 2007
Presentatie op de Dag van de Jonge Kunstenaar 09-09-2013, De Pont Museum
Goedemiddag.
Om te beginnen: een kort verhaal over meisjes op schommels.
Ik was acht of negen en ik zat op de schommel in onze achtertuin. Wat schommelen interessant maakt, is dat een in beweging gebrachte schommel, steeds weer, vanuit twee uitersten langs een tussengebied raast. Een soort balancerend intermediair. Ik deelde die middag met mijn toenmalige hartsvriendin Berendine en wij hielden, al schommelend, een fictieve spreekbeurt over de Zeker Weten. Dit ging ongeveer als volgt:
“Hallo. Wij zijn Berendine Venemans en Ingrid de Rond en wij houden onze spreekbeurt over De Zeker Weten. Wij hebben De Zeker Weten onderzocht en weten na dit onderzoek in ieder geval een ding zeker: je kunt nooit iets zeker weten.”
We herhaalden deze zin tot in de oneindigheid. Ons doel was te onderzoeken hoe lang we ermee door konden gaan, wanneer het aan betekenis zou verliezen. Bij mijn weten bleef het altijd spannend. Steeds weer spraken we vol enthousiasme uit dat we iets zeker dachten te weten, om dit vervolgens direct te ontkrachten. Niets was zeker. Daarop volgde weer een nieuw enthousiasme, want je kon dan tenminste van een zekerheid uitgaan! Maar ook die zekerheid leek een illusie.
Minimaal dertien zomers later ben ik tweeëntwintig jaar, net afgestudeerd aan de kunstacademie en sta ik in een kunstwereld die de afgelopen twintig jaar radicaal mondiaal werd, en waarin 'cross-overs' in alle denkbare vormen plaatsvinden. Op geen enkele manier lijk ik te worden begrensd: niet door een dwingende esthetiek, niet door een kunsthistorische lijn en al helemaal niet door een duidelijke definitie. Alles is mogelijk.
Die onbegrensde mogelijkheden geven me een onvoorstelbare vrijheid: alles kan. Maar ik heb niet het vermogen om ook daadwerkelijk alles te doen. Ik kan nooit alle werken maken die ik wil maken, ik kan nooit alle beelden zien die ik wil zien, ik kan nooit alle technieken leren die ik wil leren en ik kan nooit alle thema's bevatten die ik wil bevatten. Met andere woorden: ik ben gruwelijk gelimiteerd – en als het ware veroordeeld tot het maken van keuzes.
Maar als alles kan – hoe kom je dan tot een keuze? Voor iemand die op haar achtste besloot dat niets zeker is, is de twijfel heel reëel. Soms lijkt het alsof niets onbetwijfelbaar is, behalve het twijfelen zelf (Descartes is nooit ver weg).
En daarin schuilt een probleem: want eeuwige twijfel maakt iedere vorm van creëren of spreken of actie zo beladen, dat het gevaar op de loer ligt dat je in de kramp schiet – stilvalt. Enkel twijfel lijkt tot een onvruchtbare cirkelsituatie te lijden. Tot stilstand.
Iedere tekening die ik maak is misschien een vertekening
Ieder woord dat ik zeg is misschien een vergissing.
'Hey Ingrid. Ik heb heerlijk geslapen in je atelier. Kom je rond elf uur de sleutel ophalen? Dan kan ik weer en route'.
En Route: over precies zes dagen verhuis ik naar Antwerpen om daar filosofie te gaan studeren. Ik verlang ernaar omringd te zijn door Vlaamse woorden. 'En route', is met stip een van de mooiste woordconstructies die ik tot nu toe gehoord heb. En Route, 'T is overgenomen uit het Frans – en zonder daarin al te veel te willen overdrijven, ervaar ik En Route als de oplossing voor de reële twijfel. En route, zoiets als: ik kan niets zeker weten en toch moet ik verder, of: ook al zou het zo zijn dat 'alles al eens gemaakt is', dan mag ik daar beslist niet uit concluderen dat alles ook gezien en begrepen is. Daarom moet alles, altijd weer, op een nieuwe manier gemaakt worden”. Dus en route. Je hebt geen kans, maar grijp 'm.
En dat is het moment waarop je met een gepaneerde eend in je handen op een kruispunt in Shanghai kunt staan. Dat is het moment waarop een badkuip met een open afvoerput tegelijkertijd vol en leegstroomt, dat is het moment waarop ik dansers probeer te vangen in beamers - en dat is ook het moment waarop ik hier sta, en praat - en nooit zeker kan weten of de woorden die ik nu zeg de 'juiste' woorden zijn, en of de werken die maak de 'goede' werken zijn. Ik ben me ten volste bewust van de grenzen en de beperkingen van mijn eigen weten en kunnen – en toch wil ik verder; vanuit de – misschien naïeve – overtuiging dat, zelfs wanneer ik weet dat er geen Waarheid met grote W bestaat, ik toch ergens in moet geloven om verder te kunnen komen. En route.
Maar om verder te kunnen komen, moet er ook voortdurend bevraagd, geëxperimenteerd, uit de hengsels gelicht en geconfronteerd worden. Daarbij is ieder voltooid werk noodgedwongen ontoereikend en confronteert het me met mijn eigen onvermogen om alles, alles wat ik wil, volledig adequaat uit te drukken. Daarom vraagt het misschien wel altijd weer opnieuw om een volgend werk.
Al met al, is dit dus nog steeds een verhaal over schommelen: ik verlang naar waarachtigheid, naar betekenis en richting en heb tegelijkertijd ook twijfels over de mogelijkheid daarvan. Het is schommelen bij uitstek: ik beweeg heen en weer, en ik wil graag in beweging blijven. Ook wanneer mijn lichaam stil is.
Bedankt voor uw aandacht.
---
Geraadpleegde bronnen:
Akker, R. van den. Vermeulen, T. ‘Metamodernisme’. Twijfel, 01-03-2011
Fabre, J. ‘Nachtboek, 1978-1984’. De Bezige Bij, Antwerpen 2011
Jensen, S. Wijnberg, R. ‘Dus ik ben, een zoektocht naar identiteit’. De Bezige Bij, 2010
Kerkhoven, M. van. ‘Van het kijken en van het schrijven. Teksten over Theater’. Van Halewyck, 2011
Laermans, R. ‘De draaglijke lichtheid van het kunstenaarsbestaan. Over de onzekerheden van artistieke carrières’. De Witte Raaf nr. 112
Plath, S. ‘De dagboeken' 1950-1962. Oorspr. Titel ‘The Journals of Sylvia Plath’. De Arbeiderspers, 2005.
Winkel, C. van. ‘De mythe van het kunstenaarschap’. Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst, 2007